04-06-2024Vertrekkende leden in Utrecht

Tweegesprek met Caro van de Venne en Marijn Schenk en Tweegesprek met Harriën van Dijk en Wijnand Galema.

‘Het gaat al lang niet meer alléén over een gebouw’  

Het is een flinke aderlating voor de Commissie Omgevingskwaliteit: van vier leden tegelijk zit de termijn erop. Beter om de pleister er in één keer af te trekken, zegt secretaris Coen van Barneveld. Om het moment te markeren spreken wij met alle vier de vertrekkende leden. Als eerste krijgen de twee architectenleden het podium: Caro van de Venne en Marijn Schenk. Helemaal weg gaan ze trouwens niet, want beiden blijven voorlopig lid van het kwaliteitsteam Merwedekanaalzone.

  Rigtersbleek, Enschede Gebiedsontwikkeling en stedelijke verdichting. Die woorden vallen snel in het gesprek en duiken telkens weer op, want zo zeggen beide architecten: Utrecht is een woonstad en zal dat blijven. In geen van de andere drie grote steden wonen zoveel mensen in de binnenstad en komen er dicht op het centrum zoveel nieuwe woningen bij. Wisselspoor, Merwedekanaalzone, Cartesiuskwartier, Defensieterrein, en wat verder weg Leidsche Rijn – Utrecht bouwt aan alle kanten. ‘Juist die verdichting maakt het werk van de commissie zo interessant. Meer nog dan de individuele gebouwen’, zegt Marijn. De gebiedsontwikkeling valt samen met de start van de brede commissie Omgevingskwaliteit met adviseurs uit de disciplines stedenbouw, duurzaamheid, landschap, erfgoed. Caro: ‘Bij gebiedsontwikkeling moet alles van scratch bedacht worden. Er is geen bestaand stuk stad waar je heen kunt. En er speelt zoveel meer dan de gebouwen: duurzaamheid en recycling, waterberging en hittestress, energieopwekking en -installaties, plus natuurlijk sociaal-maatschappelijke inbedding. En erfgoed wordt steeds belangrijker. Al die afwegingen, daar gaan de gesprekken in de commissie over’. 

‘De periferie heeft ook een verhaal over de opbouw van de stad’. - Caro van de Venne

Botsingen

Om het werkveld nog complexer te maken: naast de historische binnenstad en de eigentijdse gebiedsontwikkelingen zijn er de wederopbouwgebieden en de periferie. Caro: ‘Zij hebben ook een verhaal over de opbouw van de stad. Hoe behoud je die verhaallijnen zonder je in details te verliezen? Hoe ga je om met Overvecht en Kanaleneiland?’ Marijn springt hierop in: ‘De 10-hoogflats daar zijn zo karakteristiek. Je wilt de identiteit van de uitbreidingswijken uit de jaren zestig koesteren en tegelijk moet je verduurzamen. Repetitie en uniformiteit zijn kenmerkend voor die wijk, maar de flats zijn nu van verschillende eigenaren, corporaties en particulieren.’ Caro: ‘Duurzaamheid en beeld botsen al snel. Het is ook een kwestie van geld natuurlijk. Isolatie en stuc lost het energieprobleem op maar verpest het karakter. Dat geldt ook voor de dubbele beglazing die vraagt om andere kozijnen. Bovendien, er is wel wat te verbeteren aan de flats, zoals de gesloten plinten. Hoe zorg je dat de nieuwe vormentaal recht doet aan het bestaande? ‘De bouw is een commercieel product geworden. Die verschuiving heeft van kwaliteitsregels exceltabellen gemaakt met maximale opbrengst tegen minimale uitgaven. Wij zijn als onafhankelijke partij nodig om het algemeen belang in het oog te houden.’ Het

'Catharijneconvent mag een juweeltje zijn, voor sociale woningbouw is het lastig om de lat hoog te leggen’- Marijn Schenk

Liever meer
Alles hangt met alles samen. Het is een cliché waar in de praktijk van het commissiewerk niet aan te ontkomen is. De commissie is verbreed en in de voorbereiding op de aanstaande Omgevingswet omspant de opdracht ook een complexer terrein. Utrecht heeft een brede omgevingsvisie opgesteld en daar is de commissie ook in meegenomen. Toch zou de samenhang nog groter mogen, wat betreft de vertrekkende architectenleden. Gelet op de stedenbouwkundige fase. Caro: ‘Je kunt de kwaliteit van een gebouw niet los van de stedelijke samenhang beoordelen. Wij zouden als commissie meer deelgenoot moeten en kunnen zijn van de stedenbouwkundige plannen.’ Gelet op de veelheid aan teams. In januari van dit jaar zijn alle leden van Utrechtse kwaliteitsteams, Q-teams, supervisoren en commissieleden bij elkaar gekomen. Al met al een stuk of twintig. Om de samenwerking tussen de gremia te smeren en de collegialiteit te verdiepen. Een mooi initiatief, vinden beide architecten. Want, zegt Caro, ‘als wij als commissie niet voldoende geïnformeerd zijn over gebiedsontwikkeling kun je minder goed adviezen geven.’ Marijn: ‘Knelpunten zijn bijvoorbeeld een supervisor die te veel als een einzelgänger opereert, of een team dat niet breed genoeg is. Merwede is al een heel breed Q-team, daarin vergelijkbaar met de commissie.’ En dan is er de ambitie van de commissie. Aan de rand van de stad spelen grote vraagstukken, die ook op de stad impact hebben. Marijn: ‘Ten zuiden van Utrecht worden grote zonnevelden ingericht die het landschap sterk veranderen. In de commissie gaat het dan niet meer over de vraag of de zonnevelden er komen, maar over de vraag hoe ze er komen. Of neem de hoogbouw – hoger dan de Dom – die gepland staat net buiten Leidsche Rijn. Natuurlijk worden we betrokken bij de architectonische uitwerking van de gebouwen, maar de vraag waarom juist daar de hoogbouw komt en niet elders - op die afweging hebben wij geen invloed. ‘We hebben de neiging ons overal mee te willen bemoeien. In Utrecht is een proces gaande om jonge architectuur een beschermingsstatus toe te kennen. Prachtig streven om moderne gebouwen tot jonge monumenten te verklaren. Wij krijgen de selectie te zien, maar we willen natuurlijk ook graag weten welke gebouwen net buiten de boot zijn gevallen.’  

Terugkijkend, wat zou je collega’s van buiten de stad laten zien in Utrecht?

‘Wat ik heel bijzonder vind’, zegt Caro is dat er zoveel woningen zijn in het centrum. De oude hofjesstructuren. Hoe wonen en commerciële functies samengaan en hoe je dit in de nieuwe ontwikkelingen geïmplementeerd krijgt.   Marijn: ‘Je kan wel zeggen dat er na de vastgoedcrisis een nieuwe gouden eeuw is aangebroken in Utrecht. De nieuwe bibliotheek aan Neude is een prachtig voorbeeld, net als de reeks grote winkelpanden die de Nieuwstraat nieuw elan hebben gegeven. Een hele spannende ontwikkeling vind ik het Rondje Stadseiland. Een fietsroute via het Amsterdam-Rijnkanaal en het Merwedekanaal die door twaalf kilometer stadspark voert, twee keer onder de A12 door. Het plan ligt er en de wil is er.

Jullie zitten straks weer aan de andere kant van de tafel. Zal dat anders zijn na deze jaren als commissielid? 

Marijn: ‘Ik ben nu zo geoefend om te zien waar het in een plan aan schort. Die ervaring helpt mij in mijn ontwerpproces.’ Caro: ‘Met verschillende mensen spreken over een plan komt de kwaliteit altijd ten goede. In Utrecht wordt de tijd genomen voor plannen. De gemeente gunt ons die tijd, zoals de gemeente ook een brede commissie financiert. Ik beschouw de sessies bij de commissie nu veel meer als een continu gesprek, een dialoog.’  

Tweegesprek met Harriën van Dijk en Wijnand Galema

Het belang van de juiste typologie op de juiste plek ‘It grows on you’, zeggen de Engelsen. Dat geldt ook voor Wijnand Galema en Harriën van Dijk, de twee commissieleden erfgoed en cultuurhistorie van wie de termijn erop zit - ruimschoots én jammer genoeg, zeggen beiden. ‘In deze stad is de tijd tastbaar’.

‘Soms’, zegt Wijnand Galema, ‘vind ik het best lastig. Als architectuurhistoricus in de commissie wordt er instemming van je verwacht bij de aanwijzing van monumenten. Je moet ook wel behoudend zijn, want als wij het niet doen doet niemand het. Ik ben vanzelfsprekend een voorstander, maar alleen behouden vind ik te beperkt.’ Restauratiearchitect en bouwhistoricus Harriën van Dijk beaamt het direct. ‘Een architectlid vroeg mij eens: “zou je dit wel moeten toestaan”? Maar waarom niet - als een aanpassing zich goed verhoudt tot hetgeen er al is. De vraag is altijd wat gaat er weg en wat krijg je ervoor terug. Luchtfietserij prikken we door, een architect moet met een stevig beargumenteerd verhaal komen. Zo kan een toevoeging bijdragen aan beleving van het monument, aan een nieuwe identiteit en dat levert een gelaagde stad op. Het valt Wijnand op dat de jongere generatie architecten meer gevoel heeft voor de bestaande stad. ‘De reflex sloop-nieuwbouw is eruit. Laten we eerst eens kijken wat er staat.’ Deze houding, die overigens bij opdrachtgevers wat minder opgang doet, schept ruimte voor het breder inzetten op de geschiedenis van de stad. Minder gericht op de ‘iconenbenadering’ zoals Harriën het noemt en meer op de typologie. ‘De juiste typologie op de juiste plek, daar hamer ik op’, zegt Wijnand. ‘Wat overigens wel verbazing wekt’, voegt hij toe, ‘is hoe vaak het voorkomt dat plannenmakers noch de naam van de oorspronkelijke architect noch de originele bouwtekeningen kunnen reproduceren’. Staande de vergadering zoekt hij ze zo nodig op, net als historische foto’s van de te renoveren gebouwen. ‘Als je toch een gevel gaat schilderen, haal de historie boven water. Kijk met een diepere blik en streef gelaagdheid na’. Of, zoals Harriën het formuleert: ‘Wij zoeken naar verankering, inbedding in de context. Wat zijn de karakteristieken van de bestaande gebouwen of een hele wijk? Vaak zijn er, zeker bij woongebouwen, voor onderhoud al meerdere verbouwingen geweest. Hoe kun je de oorspronkelijke structuur terugbrengen in transformatie, dat is bijvoorbeeld de vraag bij de aanpak van de hoogbouwflats in Overvecht.’  

Jonge monumenten

Recentelijk stelde Utrecht als een van de eerste gemeenten een lijst op van Post 65 gebouwen die in aanmerking komen voor een beschermde status. Het zijn potentiële jonge monumenten uit de periode 1970-2008. Dit bijzondere experiment vraagt om een nieuwe omgang met monumenten, waarbij het meer gaat om de kernwaarde van het gebouw dan om de traditionele manier van monumentenzorg. ‘Heel vooruitstrevend van de stad’, roemt Wijnand. ‘Wat een rijkdom kent Utrecht toch. Toen ik lid werd van de commissie was ik al verrast door de diversiteit aan gebouwen, van zeer grote spoorcomplexen als Werkspoor en Wisselspoor, tot de kleine verfijnde pareltjes.’ Ook Harriën noemt de Post 65 lijst een echte ‘eye-opener’; alle stromingen in de architectuur zijn op de lijst terecht gekomen. ‘Goede voorbeelden van betonnen architectuur en het structuralisme. De Uithof met het Educatorium en ook de Universiteitsbibliotheek. Jammer wel dat het Beatrixtheater niet in de lijst is meegenomen. Juist in de omgang met zo’n beeldbepalend gebouw in de schaalsprong van alle nieuwbouw rondom de Jaarbeurs is het belangrijk om de herkenbaarheid van dit gebouw te behouden; zo blijft het begin van de schaalvergroting van dit gebied in de jaren zeventig beleefbaar.

En de hoofdpijndossiers?

Ach ja, de hoofdpijndossiers, die zijn er ook natuurlijk. ‘Fort de Gagel’, roept Wijnand direct. ‘Onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie ten noordoosten van Utrecht. De gemeente is eigenaar en zou toch het goede voorbeeld moeten geven, maar qua landschappelijke inpassing is het misgegaan’. Ook de compleet nieuwe staalconstructie van het fort is een misser, zeggen beide experts. Harriën: ‘Het functioneert vast prima, maar het is een contextloze aanpassing zonder gevoel voor de oude wal. Het fort is meer een industriële hal geworden.’ De commissie adviseerde negatief. Ook een negatief advies – zij het alleen op persoonlijke titel van Harriën – kreeg het nieuwbouwplan in aansluiting op de Villa Jongerius aan het Merwedekanaal. ‘Het is niet goed geworden. De nieuwbouw erachter is zo hoog dat het de silhouetwerking van het complex compleet overvleugelt. Je kunt zelfs vanuit de villa de nieuwbouw niet wegfilteren. De kernwaarde van dit monument - de eenheid van villa, tuin en kantoorgebouw - is erdoor aangetast.’ Harriën maakt zich ook zorgen over de trend om gebouwen af te werken met vaak kwetsbaar plaatmateriaal. ‘Kijk, hoe blikkerig dat oogt’, wijst hij op de gevel van het World Trade Center net naast het stadskantoor. ‘Ons was een Porsche beloofd, maar het ziet er goedkoop uit. Ook bij het verduurzamen van gebouwen wordt er vaak gekozen voor buitenisolatie met plaatmateriaal, dat lelijk verouderd en kwetsbaar is voor schade. Hoe duurzaam is dat, vraag je je dan af.’ ‘Typisch een geval van afschalen’, denkt Wijnand. ‘In de commissie worden ambitieuze plannen gepresenteerd, maar die worden door de tijd ingehaald. Materiaal wordt duurder. Hoe ver ga je mee in die afschaling? Je wilt uiteraard voorkomen dat het door een ondergrens zakt.’ Zowel Wijnand als Harriën besteden veel tijd aan het commissiewerk. Niet alleen in Utrecht overigens. Harriën is sinds januari lid van de commissie in Breda en hij houdt zijn plek in Den Bosch, eerder was hij commissielid in Enschede. Wijnands termijn in Utrecht en die in Den Haag zitten erop, al blijft hij nog lid van diverse kwaliteitsteams – ‘Maar dat is minder intensief, geen stad maar een gebied. Ik ben wel aan het uitkijken naar andere commissies.’

Waarom doen jullie het commissiewerk?

‘Niet omdat je het beter weet’, zegt Harriën, ‘We proberen als neutrale adviseur onbevangen naar een plan te kijken. Hierdoor kunnen we vaak de vinger op de zere plek leggen die je als ontwerper zelf niet meer zo goed ziet, omdat er veel andere belangen spelen. Als je er open voor staat worden plannen vaak beter door er onafhankelijke externen naar te laten kijken, dat is ook mijn ervaring als ik aan de andere kant van de tafel zit.’
Ook leerzaam is om te zien hoe andere bureaus presenteren. Welke nieuwe ontwikkelingen er zijn. Wijnand: ‘Je geeft veel en krijgt er veel voor terug. Bij de bespreking van entreeplannen voor Tivoli kwam architect Herzberger zelf naar de commissie. Dat is toch een eer om met de grote Herzberger aan tafel te zitten.’

De publieke ruimte

De onafhankelijkheid van de commissie, zeggen beiden, is een groot goed, in een proces waarin allerlei belangen spelen. Het is een kwaliteitsborging. ‘In de commissie hebben we vele succesvolle ingrepen in een historische omgeving meegemaakt’, zegt Wijnand. ‘Ingrepen die bijzondere publieke plekken hebben opgeleverd. Het voormalig postkantoor aan het Neude is een mooi voorbeeld, maar er komen ook nog andere transformaties aan zoals het Catharijneconvent en het Museum Speelklok. De kwaliteit van de binnenstad als geheel is heel bijzonder, maar staat ook onder druk.’ ‘De binnenstad van Utrecht is werelderfgoed-waardig vind ik, zegt Harriën. ‘Bij deze doe ik een oproep aan de politiek. Al jaren is er overvloedig aandacht voor de commerciële kant van de binnenstad – de horeca, de terrassen, de reclame. Alle zonnepanelen, warmtepompen etc worden uit het zicht van de voetgangers geplaatst, maar de bewoners kijken er vol op vanuit hun vensters. En als je in bed ligt, hoor je weer een nieuwe warmtepomp zoemen. Voor de binnenstad zelf en de bewoners zou meer aandacht moeten zijn. De stad is overvol, ziet ook Wijnand. ‘Moet elk leeg plekje gevuld worden met streetart of iets anders dat aandacht vraagt? Ik mis een bepaalde rust. We moeten, zoals de Engelsen het noemen, declutter. Opruimen. Wat Utrecht interessant maakt, zegt Harriën die zelf jarenlang op een van de grachten woonde, is hoe tastbaar de tijd in de stad is. Er zijn nog dertiende-eeuwse huizen, dat is bijzonder. Elke tijd heeft een nieuwe laag toegevoegd. Op die geschiedenis, die slechts langzaam groeit moet je zuinig zijn. Neem het geval van een zeventiende-eeuws poortje. Geen monument maar toch al zo oud. Het is na sloop opnieuw opgebouwd, zeg maar even tijdelijk weg geweest omdat het bij de bouw in de weg stond.  Maar nu is het historische poortje verworden tot een niet zo geslaagde replica. Het gevoel is eruit, de gelaagdheid en het patina verloren gegaan.’ Dus, vat hij samen: ‘Wees zuinig op de bijzondere dingen die in de stad verscholen liggen’.

Dit dubbele dubbelinterview publiceren we met dank aan Marijke Bovens en Coen van Barneveld.


Marijke Bovens | maart | 2024

Aanmelden voor de nieuwsbrief Federatie Ruimtelijke Kwaliteit kan via: https://www.ruimtelijkekwaliteit.nl/aanmelden-nieuwsbrief

Nieuwe Publicaties

Onderstaande publicaties zijn zolang de voorraad strekt, tegen verzendkosten te bestellen bij de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit: info@ruimtelijkekwaliteit.nl

  • Jaarverslag over 2022Jaarverslag over 2022

    In 2022 groeide de formatie van de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit en werden er tal van initiatieven genomen en activiteiten ontplooid. Financieel waren er de nodige tegenvallers.

    lees verder

  • Ruimtelijke Kwaliteit bij Fabrieksmatige WoningbouwRuimtelijke Kwaliteit bij Fabrieksmatige Woningbouw

    Meer goede woningen op de korte termijn én blijvende ruimtelijke kwaliteit met elkaar verenigen is het doel van het traject Ruimtelijke Kwaliteit bij Fabrieksmatige Woningbouw

    lees verder

  • Duurzame StadsgezichtenDuurzame Stadsgezichten

    De huizen in beschermde stadsgezichten worden ook verduurzaamd. Hoe is dat mogelijk zonder afbreuk te doen aan de ruimtelijke kwaliteit en de erfgoedwaarde?

    lees verder

Federatie Ruimtelijke Kwaliteit